Plutarchus

U vindt hier twee levensbeschrijvingen en een flink aantal vertaalde werken van Plutarchus.

Biografie 1

Plutarchus van Chaeronea, studeerde te Athene en kwam, na Griekenland en Italië bereisd te hebben, te Rome, waar hij de gunst van Traianus en Hadrianus genoot; hij werd consul en kreeg een soort oppertoezicht over alle magistraten van Griekenland, tegen het einde van zijn leven werd hij procurator van Griekenland. Hij stierf in zijne geboortestad als priester van Apollo, ongeveer 70 jaar oud, omstreeks 120 na Chr. Van zijne werken zijn vooral bekend de biografieën, Bioi Paralleloi, waarin telkens op de levensbeschrijving van een Griek die van een Romein, en daarna meestal eene vergelijking tusschen beiden volgt; wij bezitten daarvan nog 23 paren en 4 alleenstaande. De onpartijdigheid van den schrijver en de liefde, waarmede hij zijn onderwerp behandelt, maken de levensbeschrijvingen tot eene aantrekkelijke lectuur, ofschoon hij zonder eenige kritiek alle mogelijke bizonderheden betreffende de beschreven personen mededeelt, en allerlei anekdoten opneemt, die dikwijls meer zedekundige strekking dan geschiedkundige waarde hebben. Bovendien zijn nog van hem bewaard gebleven een zeventigtal verhandelingen op het gebied van zedekunde, wijsbegeerte, letterkunde, antiquiteiten, enz., die in weerwil van hun verschillenden inhoud den gemeenschappelijken titel van Moralia dragen. In al zijne werken toont hij zich een beschaafd en buitengewoon belezen man, die met recht een van de beste schrijvers van zijn tijd genoemd is.

[Ontleend aan: Woordenboek der Grieksche en Romeinsche oudheid, door Dr. J.G. Schlimmer en Dr. Z.C. de Boer; 2e druk herzien door Dr. Z.C. de Boer en Dr. C.G.Th.W. Koch; 3e druk herzien door Dr. C.G.Th.W. Koch. Haarlem, De Erven F. Bohn, 1920.]


Biografie 2

HET LEVEN VAN PLUTARCHUS

  "De dominee van Chaeronea en de avondzon van het heidendom", zoals wijlen Professor Hartman hem heeft genoemd, werd geboren ± 46 n. Chr. in de landstreek Boeotië. Hij behoorde vermoedelijk tot een gezeten familie die in de derde eeuw n. Chr. nog bekend was.
  Plutarchus had twee broers, Lamprias en Timon, en was gehuwd met Timoxena, de dochter van Alexion. Zij schonk hem vier zonen - Autobulus, Plutarchus, Soclarus en Chaero - en een dochter, de reeds als kind gestorvene Timoxena, wier vroege dood voor Plutarchus aanleiding was tot het schrijven van een Troostbrief aan zijn vrouw, waaruit, naast tal van andere plaatsen, duidelijk blijkt, dat hij zeer gelukkig was in zijn huwelijk.
  Plutarchus' opvoeding kwam wel overeen met die van de jongelieden van zijn stand in dien tijd. In Athene woonde hij de colleges bij van de beste philosofen en toonde vooral grote belangstelling voor de lessen van den Academicus Ammonius, wiens leerling hij was in het jaar 66 n. Chr., toen keizer Nero zich in Hellas bevond.
  Uit zijn geschriften blijkt, dat hij de natuurwetenschappen, de physica en de mathematica (dat is bij hem de getallensymboliek) ijverig heeft bestudeerd. Ook hield hij zich bezig met de welsprekendheid, maar hechtte
daaraan geen grote waarde. Dit vak vormde voor hem slechts een onderdeel van de letterkunde. Na zijn studietijd reisde Plutarchus onder meer naar Alexandrië in Egypte en begaf zich in opdracht van de burgerij van zijn vaderstad - vermoedelijk onder de regering van keizer Vespasianus - als gezant van Chaeronea naar den Romeinsen stadhouder van Achaia.
(Achaia was aanvankelijk de benaming van een landschap in het Noorden van den Peloponnesus. Nadat de Romeinen in de veldslagen bij Pydna (168 v. Chr.) en Corinthe (146 v. Chr.) Griekenland hadden veroverd, werd Achaia de benaming van Griekenland als Romeinse provincie.)
  Plutarchus kwam meermalen naar Rome, misschien voor het eerst ten tijde van keizer Vespasianus (69-79 n. Chr.). Hij woonde er enige jaren en bezocht toen ook Ravenna en andere plaatsen in Noord-Italië. In Rome ging Plutarchus met vele Romeinen zeer vriendschappelijk om. Vooral was hij bevriend met Q. Sossius Senecio, die later, tijdens de regering van keizer Trajanus (98-117), ook de geboorteplaats van Plutarchus bezocht. Aan dezen Senecio heeft hij enige belangrijke geschriften, onder meer een deel van de Vergelijkende Levens, opgedragen.
  In de hofkringen kreeg hij door zijn uitstekende ontwikkeling en zijn humaan optreden invloed. Keizer Trajanus verleende hem de consulaire waardigheid en adviseerde den stadhouders van Achaia zich bij het bestuur van de provincie aan Plutarchus' raadgevingen te houden, zodat hij in de eerste drie regeringsjaren van keizer Hadrianus (117-138), een vriend van Griekenland, zelfs procurator schijnt te zijn geweest van Achaia.

(Een procurator moest in een provincie onder meer het geld innen voor den Romeinsen keizer en werd ook wel belast met het stadhouderschap over kleine provincies.)
  Van de Griekse steden die hij bezocht buiten Midden-Griekenland, worden genoemd Sparta, Corinthe, Patras en Sardes. Dit waren, met andere reizen, slechts „uitstapjes", want Plutarchus was vóór alles een echte „huisvader" en bleef, ondanks de goede relaties met aanzienlijke Romeinen en het veelvuldig verkeer in Romeinse intellectuele milieu's, zijn leven lang gehecht aan Boeotië en zijn geboorteplaats.
  Zeer waarschijnlijk keerde hij ± 94 uit Rome naar Chaeronea terug. Daar was hij „opzichter van de gebouwen", hoorde tot de overheidspersonen en leefde met alle wel en wee in de kleine plaats mee. Zijn betrekkingen met de priesters van Delphi (Delphi was de hoofdstad van het Griekse landschap Phocis en eeuwenlang beroemd door het orakel van Apollo. De priesteres, die hier vanaf een drievoet profeteerde, heette Pythia.) waren van zeer intiemen aard. In het jaar 95 werd hij zelfs voor zijn leven priester van Delphi, welke functie hij vijf en twintig jaar later nog vervulde. Uit deze relatie met het religieuze centrum ontstonden drie geschriften, de zogenaamde Pythische dialogen. Zij maken duidelijk, dat Plutarchus de twijfels van vele tijdgenoten trachtte weg te nemen en daarbij als het ware de apologeet is van het geloof in Apollo. De nieuwe bloei van Apollo's orakel in dien tijd was waarschijnlijk aan zijn bemoeiingen te danken. Uit dankbaarheid richtte men een monument op te zijner nagedachtenis met de inscriptie:

     „Delphiërs en Chaeroneeërs, zij plaatsten een beeld van Plutarchus
     Doende hetgeen hun beval 't Amphictyonenverbond."

(Amphictyonen waren degenen, die om een heiligdom woonden en zich, tot bescherming daarvan, in een statenbond (Amphictyonie) verenigden.)
  Een groot deel van zijn tijd besteedde hij te Chaeronea aan de opvoeding en het privé-onderricht van zijn zonen en jonge aristocraten. Typerend voor de mentaliteit in deze lessen was de herdenking van de geboortedagen van Socrates en Plato.
  Die lessen waren een soort familie- of privé-academie, die in de zesde generatie, het begin van de derde eeuw n. Chr., nog bestond. Den aard zijner voordrachten en gesprekken kunnen wij nagaan in zijn zedenkundige geschriften.
  Vastgeworteld aan zijn geboorteplaats, diende Plutarchus te Chaeronea de gewone burgerlijke belangen van de samenleving In het bewustzijn, dat niet de ambtelijke functie den man adelt, maar de man het ambt. De wijde wereld met haar eer en glorie, de vele perspectieven op een roemrijke loopbaan konden hem niet verlokken. Door zijn buitengewoon groot aantal geschriften oefende hij veel meer invloed uit dan het bekleden van een hoge functie mogelijk had gemaakt. Hij bleef een rustige, goedige, bescheiden en eenvoudige man, die zijn grote vreugde vond in een kleinen kring. Hij leefde met zijn broers en zijn medeburgers in de beste verstandhouding. Gehechtheid aan de familie-tradities, eerbied voor den familieband en liefde voor zijn familie-geloof, trouw aan zijn geboorteplaats, aan de vele overleveringen in deze „plattelandsgemeente" en ware sympathie voor het heiligdom van Apollo te Delphi als middelpunt van den Grieksen godsdienst, een grote liefde voor zijn medemensen, dat waren zeer duidelijke trekken van Plutarchus' karakter. Hij had een gezonden kijk op den geestelijken nood van de mensen, was altijd bereid adviserend en helpend op te treden en is dan ook niet ten onrechte een „zielenarts" genoemd. Hij was geen sterk-sprekende persoonlijkheid en geen geniaal denker. Zijn houding was die van vele zijner beschaafde landgenoten: hij zocht naar een compromis tussen de traditie en den „modernen polsslag van het leven". Zijn doel was het kennen, redden en ongerept bewaren van hetgeen echt Helleens mag heten. Zijn „politiek denken" kreeg ongetwijfeld in Rome een bepaalde richting. Rome was voor hem „de onoverwinnelijke, wijdvermaarde stad" en zonder de minste vleierij erkende hij de geweldige kracht van de Romeinse heerschappij. Boven alles echter was hij de incarnatie van het Hellenisme en als zodanig figureert hij voor latere eeuwen.
  Hij heeft uit de schatkamers van het rijke verleden met volle handen geput en zich in Chaeronea zijn „historisch denken" eigen gemaakt.
  Boeotië was sinds langen tijd „historisch terrein" en Epaminondas, de grote veldheer er van,
(Hij is vooral bekend door den slag bij Leuctra in Boeotië (371 v. Chr.), waar de macht der Spartanen werd gebroken.) had de vlakte van Boeotië eens terecht genoemd „het gebied, waar de oorlogsgod Mars daverde over het slagveld van Griekenland". Bij Plataeae in Boeotië hadden de Grieken in 479 v. Chr. de resten van het Perzische leger verslagen en de overwinning van Salamis van het jaar te voren bevestigd. Bij Chaeronea daarentegen hadden de Grieken in een heldhaftigen strijd een beslissende nederlaag geleden tegen Philippus van Macedonië en diens zoon Alexander den Groten (338 v. Chr.). Bij Chaeronea en Orchomenos had ook de Romein Sulla (86 v. Chr.) gestreden en Archelaus, Mithridates' veldheer, die met grote energie den strijd was begonnen tegen de machtsuitbreiding van Rome naar het Oosten, was er door Sulla verdreven. In dit land had Plutarchus inderdaad „historisch" leren denken. De leeuw op het slagveld van Chaeronea, het tragisch monument van de verloren Griekse vrijheid, was voor hem het symbool — en hij is dit nu nog —van Hellas' grootheid.
  Geen wonder, dat Plutarchus zeer aan zijn geboorteplaats was gehecht. De tijd waarin hij leefde, en de plaats waar hij woonde, waren voor zijn karakteraanleg zeer gunstig. De keizers Nerva (96-98) en Trajanus (98-117) hadden veiligheid en rust in de ver verwijderde delen van het Romeinse rijk gebracht, niet het minst in het deerlijk ontvolkte en geplunderde Hellas, zodat in het kernland der Griekse sagen en mythen, op de plek waar de laatste wanhopige strijd tegen Philippus van Macedonië gestreden was, te Chaeronea, het patriarchale familieleven opnieuw kon bloeien. Plutarchus verhaalt het onder meer uitvoerig in zijn Tafelgesprekken. Ouderwetse aisance, patriotisme, vroomheid (in dat prachtige niet te vertalen Griekse woord e u s e b e i a zo mooi belicht) en wetenschappelijke —vooral historisch-literaire — belangstelling waren van dat familieleven de meest typerende eigenschappen.
  Welk een indruk had grootvader Lamprias gemaakt op den jeugdigen Plutarchus, toen die nog uit eigen belevenis wist te vertellen van den tijd, dat de Romeinse avonturier Antonius de Griekse steden brandschatte en op zijn feestmalen met Cleopatra hele vermogens verkwistte! Lamprias bleef voor Plutarchus het voorbeeld van blijmoedige levenswaardering en had diens volle instemming met zijn opvattingen:

      „De wijn op het gastmaal is als de wierook in den tempel" en
     „het onderhoudend tafelgesprek als de kruiden van den dis."

  Omringd door een kring van bewonderaars, vrienden en leerlingen, bereikte hij in goede gezondheid en zonder materiële zorgen een hogen leeftijd. De datum van zijn overlijden is niet
bekend, maar in het derde regeringsjaar van keizer Hadrianus (117-138) leefde hij nog, misschien in het jaar 127 n. Chr.
  De bezoeker van thans, zovele eeuwen later, aan het kleine plaatsje met zijn ruim vierhonderd en vijftig inwoners, beschouwt het als een grote eer een ogenblik plaats te mogen nemen in "den zetel van Plutarchus". In het kleine kerkje, toegewijd aan de Panhagia (de Al-Heilige Moeder Gods), leidt men hem achter het altaar naar een marmeren zetel, waarvan de volksfantasie "den zetel van Plutarchus" maakte. De stoel is echter ongetwijfeld Romeins, zodat de volksfantasie ongelijk heeft. Niettemin is het een merkwaardige gewaarwording, zich op dien zetel "den dominee" van een plattelandsgemeente voor den geest te halen, "een zielenarts", die tot de meest sympathieke personen behoort van het onvolprezen HELLAS.

[Ontleend aan: PLUTARCHUS. Een bloemlezing uit zijn geschriften.
Vertaald en ingeleid door Dr. W.P. Theunissen.
Deel 5 uit de serie: Klassieke Bibliotheek. Haarlem 1950. N.V. drukkerij De Spaarnestad.]



Kox Kollum biedt de volgende werken van Plutarchus aan: