[vorige] [volgende]

Liber I, 5 - 7

 



 

[livius : inhoud]

Boek I, 5 - 7

 

 

5. Iam tum in Palatio monte Lupercal hoc fuisse ludicrum ferunt et a Pallanteo, urbe Arcadica, Pallantium, dein Palatium montem appellatum.

Ibi Euandrum, qui ex eo genere Arcadum multis ante tempestatibus tenuerit loca, sollemne allatum ex Arcadia instituisse, ut nudi iuvenes Lycaeum Pana venerantes per lusum atque lasciviam currerent, quem Romani deinde vocaverunt Inuum.

Huic deditis ludicro, cum sollemne notum esset, insidiatos ob iram praedae amissae latrones, cum Romulus vi se defendisset, Remum cepisse, captum regi Amulio tradidisse ultro accusantes.

Crimini maxime dabant in Numitoris agros ab iis impetus fieri; inde eos collecta iuvenum manu hostilem in modum praedas agere. Sic Numitori ad supplicium Remus deditur.

Iam inde ab initio Faustulo spes fuerat regiam stirpem apud se educari; nam et expositos iussu regis infantes sciebat et tempus, quo ipse eos sustulisset, ad id ipsum congruere; sed rem immaturam nisi aut per occasionem aut per necessitatem aperire noluerat.

Necessitas prior venit; ita metu subactus Romulo rem aperit. Forte et numitori, cum in custodia Remum haberet audissetque geminos esse fratres, comparando et aetatem eorum et ipsam minime servilem indolem tetigerat animum memoria nepotum; sciscitandoque eodem pervenit, ut haud procul esset, quin Remum agnosceret. Ita undique regi dolus nectitur.

Romulus non cum globo iuvenum - nec enim erat ad vim apertam par -, sed aliis alio itinere iussis certo tempore ad regiam venire pastoribus ad regem impetum facit, et a domo Numitoris alia comparata manu adiuvat Remus. Ita regem obtruncant.

 

6. Numitor inter primum tumultum hostes invasisse urbem atque adortos regiam dictitans, cum pubem Albanam in arcem praesidio armisque obtinendam avocasset, postquam iuvenes perpetrata caede pergere ad se gratulantes vidit, extemplo advocato concilio scelera in se fratris, originem nepotum, ut geniti, ut educati, ut cogniti essent, caedem deinceps tyranni seque eius auctorem ostendit.

Iuvenes per mediam contionem agmine ingressi cum avum regem salutassent, secuta ex omni multitudine consentiens vox ratum nomen imperiumque regi efficit.

Ita Numitori Albana re permissa Romulum Remumque cupido cepit in iis locis, ubi expositi ubique educati erant, urbis condendae. Et supererat multitudo Albanorum Latinorumque; ad id pastores quoque accesserant, qui omnes facile spem facerent parvam Albam, parvum Lavinium prae ea urbe, quae conderetur, fore.

Intervenit deinde his cogitationibus avitum malum, regni cupido, atque inde foedum certamen, coortum a satis miti principio. Quoniam gemini essent nec aetatis verecundia discrimen facere posset, ut dii, quorum tutela ea loca essent, auguriis legerent, qui nomen novae urbi daret, qui conditam imperio regeret, Palatium Romulus, Remus Aventinum ad inaugurandum templa capiunt.

 

 

7. Priori Remo augurium venisse fertur, sex vultures, iamque nuntiato augurio cum duplex numerus Romulo se ostendisset, utrumque regem sua multitudo consalutaverat: tempore illi praecepto, at hi numero avium regnum trahebant.

Inde cum altercatione congressi certamine irarum ad caedem vertuntur; ibi in turba ictus Remus cecidit. Vulgatior fama est ludibrio fratris Remum novos transiluisse muros; inde ab irato Romulo, cum verbis quoque increpitans adiecisset: "Sic deinde, quicumque alius transsiliet moenia mea", interfectum.

Ita solus potitus imperio Romulus; condita urbs conditoris nomine appellata.

 



 

5. Men vertelt, dat reeds toen op de berg de Palatijn het Lupercal-feest gehouden werd en dat de berg naar Pallanteum, een Arcadische stad, Pallantium en daarna Palatijn genoemd was.

Euander, die behoorde tot dat geslacht van Arcadiërs, had zich vele jaren geleden op die plaatsen gevestigd. Hij had het ritueel meegebracht uit Arcadië en ingesteld, dat naakte jonge mannen uitgelaten spelletjes spelend rondrenden. Hiermee eerden zij Pan Lycaeus, die de Romeinen later Inuus noemden.

Het ritueel was bekend, en toen zij volop bezig waren met dit feest, werden zij overvallen door de rovers, die nog boos waren om de verloren buit. Romulus wist hen met geweld van zich af te houden, maar zij grepen Remus en overhandigden hun gevangene aan koning Amulius.

Zij kwamen met allerlei beschuldigingen, waarvan de belangrijkste was, dat door hen aanvallen werden gedaan op de akkers van Numitor; met een bende jonge mannen plunderden zij het land alsof het oorlog was. Zo wordt Remus aan Numitor uitgeleverd om gestraft te worden.

Al meteen vanaf het begin had bij Faustulus de hoop bestaan, dat de kinderen van de koning bij hem werden opgevoed; want hij wist, dat de babies op bevel van de koning te vondeling waren gelegd en dat het tijdstip, waarop hij zelf hen had opgenomen juist daarmee overeenkwam; maar hij had de zaak niet voortijdig willen onthullen, behalve bij een gunstige gelegenheid of uit noodzaak.

De noodzaak kwam eerst; door vrees gedwongen onthult hij de zaak dan ook aan Romulus. Toen Numitor Remus in bewaking had en had gehoord, dat zij tweelingbroers waren, had de herinnering aan zijn kleinzoons zijn geest geraakt, door de vergelijking met hun leeftijd en hun allerminst slaafse karakter; en door navraag te doen kwam hij op hetzelfde punt uit, zodat het niet veel scheelde, of hij (h)erkende Remus. Zo wordt van alle kanten een listige aanval tegen de koning beraamd.

Romulus doet een aanval op de koning, niet met een groep jonge mannen - want hij was niet sterk genoeg voor openlijk geweld -, maar hij beval de herders over verschillende wegen op een afgesproken tijdstip naar het paleis te komen. Vanuit het huis van Numitor organiseert Remus een andere groep om te komen helpen. Zo doden zij de koning.

6. Tijdens het eerste tumult zei Numitor telkens, dat vijanden de stad waren binnengevallen en het paleis aanvielen. Hij had de Albaanse mannen opgeroepen om de burcht met een gewapende macht te bezetten, maar toen hij de jonge mannen na het voltrekken van de moord juichend naar zich toe zag komen, riep hij onmiddellijk een vergadering bijeen en toonde de misdaden van zijn broer tegen hem zelf, de oorsprong van zijn kleinzonen, hoe zij geboren, hoe zij opgevoed en hoe zij herkend waren. Daarna vertelde hij van de moord op de tyran en zei, dat hij zelf daarvan de aanstichter was.

Toen de jonge mannen in colonne midden door de vergadering waren gemarcheerd en hun grootvader als koning hadden begroet, maakte de onmiddellijke instemming van de hele menigte de titel en de heerschappij voor de koning geldig.

Toen het bestuur over Alba Longa zo aan Numitor was overgelaten, maakte van Romulus en Remus zich het verlangen meester, om een stad te stichten op die plaatsen, waar zij te vondeling waren gelegd en waar zij waren opgegroeid. Bovendien werd de menigte Albanen en Latijnen te groot; hier waren de herders ook nog bijgekomen. Zij allen deden gemakkelijk de verwachting ontstaan, dat Alba maar klein, dat ook Lavinium maar klein zou zijn in vergelijking met die stad, die gesticht ging worden.

Deze gedachten werden vervolgens verstoord door een familiekwaal, de begeerte naar het koningschap, en daarna een smerig gevecht. Het begin was onschuldig genoeg. Aangezien zij tweelingen waren en het ancienniteitsbeginsel geen onderscheid kon maken, hoopten zij, dat de goden, onder wier bescherming die plaatsen stonden, door voortekenen zouden kiezen, wie zijn naam aan de nieuwe stad mocht geven en de gestichte stad mocht besturen. Als waarnemingsplaats om de vogels waar te nemen koos Romulus de Palatijn, Remus de Aventijn.

7. Men vertelt, dat voor Remus het eerst een voorteken kwam, zes gieren. Het voorteken was al gemeld, toen het dubbele aantal zich aan Romulus liet zien. Beiden werden zij, ieder door zijn eigen menigte aanhangers, als koning gegroet. De ene partij maakte aanspraak op het koningschap, omdat het teken eerder was waargenomen, de andere partij op grond van het aantal vogels.

Al ruziënd kwamen zij bij elkaar, en in een uitbarsting van woede gingen zij over tot een moordpartij. Daar werd Remus in de verwarde massa getroffen en sneuvelde. Gangbaarder is het verhaal, dat Remus om zijn broer te bespotten over de nieuwe muren sprong; toen werd hij door de boze Romulus gedood, nadat hij hem de volgende woorden had toegeschreeuwd: "Zo zal het ieder ander vergaan, die over mijn muren zal springen."

Zo maakte Romulus zich in zijn eentje meester van de macht. De gestichte stad werd genoemd naar de naam van de stichter.