publius ovidius naso

metamorphosen X

 

Orpheus en Eurydice (r. 1 - 85)

Vandaar gaat Hymenaeus weg, omhuld door een oranjerode mantel, door de onmetelijke lucht en haast zich naar de kusten van de Cicones en wordt tevergeefs geroepen door de stem van Orpheus.
Hij was wel aanwezig, maar bracht niet de gebruikelijke liederen en gebeden noch blije gezichten noch een gelukkig voorteken. Ook de fakkel, die hij hield, was aldoor aan het knetteren met tranenverwekkende rook en vond géén vuur (meerv.) / vatte géén vlam ondanks de bewegingen.
De afloop was ernstiger dan het voorteken. Want terwijl de jonge bruid, vergezeld van een menigte Naiaden, door het gras (meerv.) zwerft, krijgt zij de tand van een slang in haar enkel en sterft.
Nadat de zanger van de Rhodope haar voldoende had beweend tegen de bovenluchten / in de bovenwereld, heeft hij het gewaagd, om niet ook de schimmen niet te proberen te vermurwen, door de Taenarische poort naar de Styx af te dalen.
Door de lichte / ijle volkeren en de afbeeldingen, die een graf hebben gekregen ging hij naar Persephone en hem, die een naargeestig rijk beheerst, de meester van de schimmen, en de snaren tokkelend bij zijn liederen zei hij als volgt:
"O goden van de wereld, die onder de aarde is geplaatst, waarin wij terechtkomen, wij alles wat sterfelijk wordt geschapen: als ik mag en jullie toestaan de waarheid te zeggen, nadat de omhaal van woorden van een valse mond is weggelaten, ik ben niet hierheen afgedaald, om de duistere Onderwereld te zien, en niet om de drie nekken, ruig met slangen, van het Medusa-achtige monster te boeien: de reden van mijn tocht is mijn vrouw, in wie een adder, toen zij erop trapte, zijn gif vergoot, en haar de groeiende jaren / het groeien der jaren ontnam. Ik wilde het kunnen verduren en zal niet ontkennen, dat ik dat geprobeerd heb: de Liefde won! Deze god is goed bekend in het gebied boven: ik betwijfel, of hij hier ook is. Maar toch vermoed ik, dat hij hier ook is, en als het verhaal van de oude roof niet gelogen is, heeft ook jullie de Liefde verbonden. Bij deze plaatsen vol angst, bij deze enorme Leegte en de stilten van het uitgestrekte rijk smeek ik, herweeft het overhaaste lot van Eurydice!
Wij staan alle bij u in de schuld en na een kort oponthoud haasten wij ons later of sneller [vroeger of later] naar één woonplaats. Hierheen zijn wij allen op weg, dit is het laatste huis, en jullie houden het langste koninkrijk van de menselijke soort. Wanneer zij in rijpheid de juiste jaren heeft geleefd, zal ook zij onder jullie zeggenschap vallen: wij vragen om bruikleen in plaats van (om) een geschenk.
Maar als het lot genade weigert voor mijn vrouw, staat het voor mij vast niet te willen teruggaan: weest dan blij met de dood van twee!"
De bloedeloze schimmen weenden om hem, terwijl hij zulke dingen zei en de snaren bewoog bij zijn woorden: Tantalus greep niet naar het terugwijkend water, en het rad van Ixion stond verstomd, en de vogels pikten géén lever uit, en de Beliden hadden vrij van hun kruiken, en jij, Sisyphus, ging op je steen zitten.
Toen voor het eerst, is het verhaal, werden de wangen van de Eumeniden, overwonnen door het lied, nat van tranen. En ook de koninklijke echtgenote is niet in staat, noch hij die het diepste regeert, hem te weigeren, terwijl hij smeekt: en zij roepen Eurydice. Zij was tussen de verse schimmen en liep met een pas, die traag was vanwege de wond.
De held van de Rhodope ontvangt háár en tegelijk de voorwaarde, dat hij niet zijn ogen terug buigt, tot hij de Avernische dalen verlaten heeft; óf de geschenken zullen vergeefs zijn.
In zwijgende stilte (meerv.) wordt het oplopende pad schrede voor schrede afgelegd, steil, donker, dicht bedekt met duistere nevel.
En zij waren niet ver (meer) van de rand van het aardoppervlak: bang, dat zij ontbrak en begerig haar te zien boog hij verliefd zijn ogen: en terstond gleed zij terug en haar armen uitstrekkend en zich inspannend om gepakt te worden en hem te pakken greep de ongelukkige niets dan wijkende lucht.
En reeds voor de tweede keer stervend klaagde zij helemaal niet over haar echtgenoot - want wat had zij kunnen klagen, dan dat zij bemind was? - en zij zei een laatste "Vaarwel", dat hij nog maar net in zijn oren opving, en zij rolde weer terug naar dezelfde plaats.
Niet anders verstijfde Orpheus door de dubbele dood van zijn vrouw, dan degene die angstig de drie nekken van de hond zag, waarvan de middelste kettingen droeg; hem verliet de angst niet eerder dan (dat) zijn vroegere (menselijke) natuur (hem verliet), toen steen in heel zijn lichaam ontstond; en (Orpheus verstijfde net zoals) Olenos, die de misdaad op zich nam en schuldig wilde lijken, en jij, ongelukkige Lethaea, die vertrouwen in jouw schoonheid had, ooit zeer verbonden lichamen, nu stenen, die de vochtige Ide draagt.
Toen hij smeekte en tevergeefs opnieuw wilde oversteken, had de veerman hem afgeweerd: toch bleef hij zeven dagen in onverzorgde rouw op de oever zitten, zonder het geschenk van Ceres [brood]; verdriet en smart in z'n geest en tranen waren zijn voedsel.
Klagend, dat de goden van de Onderwereld wreed waren, trok hij zich terug naar de hoge Rhodope en de door noordenwinden geteisterde Haemus.
Voor de derde keer had de Zon het jaar, afgesloten door de Vissen, voltooid, en Orpheus was gevlucht voor alle vrouwelijke Liefde, of omdat die hem slecht was vergaan, of omdat hij een belofte had gedaan: toch had het liefdesvuur, zich met de zanger te verbinden, vele vrouwen in z'n greep: vele vrouwen treurden, (omdat zij) afgewezen (waren).
Hij was zelfs voor de volkeren van de Thraciërs degene die begon de liefde over te brengen naar tere mannen en vóór de jong-volwassenheid de korte lente van de leeftijd en de eerste bloemen te plukken.



Pygmalion (r. 247 - 297)

Pygmalion schept een beeld
Intussen bewerkte hij sneeuwwit ivoor succesvol met zijn wonderbaarlijk vakmanschap en hij gaf het een vorm, waarmee geen enkele vrouw geboren kan worden, en hij vatte liefde op voor zijn eigen werk.
Het gezicht is (het gezicht) van echt een meisje, zó dat je zou kunnen geloven dat ze leeft en dat ze, als schroom niet in de weg stond, (zich) wil bewegen: zozeer is de kunst (matigheid) verborgen door haar eigen kunstvaardigheid.

Pygmalion verliefd
Pygmalion staat verbaasd en neemt het vuur (van de liefde) voor het nagebootste lichaam op in zijn borst. Dikwijls legt hij zijn handen op het werk die aftasten of dat een lichaam is of ivoor, en hij geeft niet toe dat het nog (steeds) ivoor is. Hij geeft (het) kussen en denkt dat ze teruggegeven worden en hij praat en houdt (het) vast en gelooft dat zijn vingers verzinken in de ledematen, als ze aangeraakt zijn, en hij is bang dat een blauwe plek komt / ontstaat op haar lichaam, als daarop druk uitgeoefend is / dat gedrukt is, en nu eens gebruikt hij vleiende woordjes, dan weer brengt hij (haar) cadeautjes aangenaam voor meisjes / die meisjes leuk vinden: en schelpen en gladde edelsteentjes en kleine vogeltjes en bloemen met / van duizend kleuren en lelies en beschilderde ballen en de van de boom gegleden tranen van de Heliaden; ook versiert hij haar lichaam met kleren: hij geeft aan haar vingers edelstenen, hij geeft lange halskettingen aan haar hals; vanaf / aan haar oor hangen lichte pareltjes, kettingen hangen van haar borst: alles staat goed; maar naakt schijnt zij niet minder mooi. Hij plaatst haar op kussens geverfd met Sidonisch purper / door de Sidonische schelp en hij noemt haar zijn deelgenote in het bed / bedgenote en hij legt haar nek, alsof die dat zou voelen, neer, zodat die leunt in zachte veren.

...

Het beeld komt tot leven
Zodra hij teruggekeerd is, gaat hij naar het beeld van zijn meisje en terwijl hij ging liggen op het bed, gaf hij het kussen: zij scheen lauw te zijn; opnieuw brengt hij zijn mond ernaar toe, ook tast hij met zijn handen haar borst af: het ivoor wordt, afgetast zijnde, zacht en nadat de stijfheid afgelegd is, geeft het mee aan en wijkt voor zijn vingers, zoals was van de berg Hymettus door de zon weer zacht wordt en met de duim bewerkt zich buigt tot veel vormen en door het gebruik bruikbaar wordt. Terwijl hij stomverbaasd is en zich aarzelend verheugt en bang is bedrogen te worden, betast hij opnieuw en opnieuw beminnend / vol liefde met zijn hand (het voorwerp van) zijn wens: het was een lichaam; de aderen, betast door zijn duim, kloppen.

Eind goed, al goed
Dan spreekt de held van Paphos werkelijk een vloed van woorden uit, waarmee hij Venus dank brengt / opdat hij daarmee Venus dank brengt, en eindelijk drukt hij met zijn mond (op) haar niet onechte mond en het meisje voelde de gegeven kussen en ze bloosde en terwijl ze haar schuchtere blik naar het licht ophief, zag ze tegelijk met de hemel haar geliefde.
Bij / Op het huwelijk dat zij tot stand bracht / gemaakt heeft, is de godin aanwezig en weldra, nadat de horens van de maan negen maal tot een volle cirkel bij elkaar gebracht waren, baarde zij Paphos, aan wie het eiland zijn naam ontleent.