M : machaon - maron

machaon

Een zoon van Asklepios. Hij trok aan het hoofd van dertig schepen mede tegen Troje op en verwierf zich in het leger eenen grooten roem door zijne bedrevenheid in de heelkunde. Zelf werd hij door een pijlschot van Paris gewond, doch Nestor bracht hem in veiligheid. Volgens eenige sagen behoorde hij tot degenen, die in het houten paard verborgen waren. Hem wordt ook de genezing toegeschreven van Philoktetes; volgens sommigen werd hij voor Troje gedood door Eurypylos, den zoon van Telephos. Nestor bracht zijne beenderen naar het vaderland terug. Zijn graf met een daaraan verbonden heiligdom was te Gerenië in Messenië. - Zijn broeder Podaleirios was even ervaren in de heelkunde als hij. De naam van Machaon werd in de oudheid spreekwoordelijk gebruikt om een ervaren arts aanteduiden.

magna mater

Zie Rheia.

maia

(1) De oudste der zeven dochters van Atlas en Pleïone. Zij werd door Zeus bemind en baarde hem in een hol van den berg Kyllene den god Hermes. Met hare zusters, de Pleiaden, werd zij onder de sterren opgenomen. Aan haar vertrouwde Zeus de opvoeding toe van zijnen zoon Arkas, die de nymph Kallisto had gebaard.

 

Bartholomeus Spranger : Vulcanus en Maia

(2) Eene godin der natuur, soms ook Maiesta geheeten. Nu eens heet zij de gemalin van Vulcanus, dan weder werd zij voor eene personificatie der vruchten voortbrengende aarde gehouden, of ook wel met Bona Dea, Fauna, Ops of Fatua geïdentificeerd, soms zelfs met Maia, de moeder van Mercurius verward. De maand Mei was haar geheiligd en op den eersten dag dier maand bracht de priester van Vulcanus, de flamen Vulcanalis haar een offer; op dien dag was haar ook onder den naam van Bona Dea een tempel gewijd. Het offer, dat men haar bracht bestond in een gesneden zwijn, dat maialis genoemd werd.

maiesta

Zie Maia (2).

maion (maeon)

Een Thebaan, de zoon van Haimon. Op verraderlijke wijze overviel hij met Lykophonthes [sic] en vijftig anderen Tydeus, toen deze als gezant uit Thebe naar het leger der zeven vorsten terugkeerde. Tydeus versloeg hen allen, doch spaarde Maion op bevel van het orakel. Zie Lykophontes.

maimaktes (maemactes)

Een bijnaam, dien Zeus in Athene droeg. Hij duidt hem aan als "den stormen verwekkenden god." Naar hem was de maand Maimaktêrion (October/November) genoemd en in den tijd der stormachtige dagen van den herfst werd hem ter eere een feest, de Maimaktéria, gevierd.

makareus

Een zoon van Aiolos en Enarete, die eene misdadige liefde aanknoopte met zijne zuster Kanake. Zie Kanake.

makaria

Eene dochter van Herakles en Deianeira. Om aan de Herakleiden de overwinning te verschaffen, wijdde zij zich vrijwillig ter dood. Eene bron nabij Marathon werd naar haar genoemd.

mamers

Zie Mars.

mainaden (maenaden)

Zie Dionysos.

mainalios (maenalius)

Een bijnaam van Pan, dien hij droeg naar het gebergte Mainalon in Arkadië dat aan hem geheiligd was.

maira (maera)

De hond van Erigone. Zie Dionysos.

mana genita

Zie Mania.

mandragoras

(1) Een bijnaam van Zeus.
(2) Eene plant, die eene verdoovende en slaapwekkende kracht had. Zij had dezelfde eigenschappen als de in de Germaansche mythologie voorkomende wortel Alraun.

manes

De schimmen der afgestorvenen. Hun naam beduidt eigenlijk "de reinen," "de lichten," "de goeden." Men dacht zich hen als geesten, ontdaan van het lichaam, dat zij op aarde hadden gedragen en onsterfelijk evenals de goden. Vandaar de reeds zeer oude en op grafschriften zeer dikwijls voorkomende uitdrukking Divi Manes en Dii Manes (goddelijke schimmen). Hunne woonplaats is in de diepte der aarde. Slechts op bepaalde tijden komen zij daaruit te voorschijn, en dan alleen nog des nachts. Dan zwerven zij op de aarde rond, maar hooger dan de aarde verheffen zij zich nooit. Zeer dikwijls wordt de uitdrukking Dii Manes gebruikt voor de onderwereld en het rijk der geesten in het algemeen. Hunne moeder, de aarde, droeg dan ook somtijds den naam van Mania. In de taal der augures (de door den staat aangestelde wichelaars, die uit teekenen aan den hemel gezien en uit de vlucht der vogelen de toekomst voorspelden of het verborgene openbaarden) was de naam van Manes van gelijke beteekenis als die van "goden". Aan de beide woorden "Manes" en "Divi" ligt trouwens dezelfde beteekenis van reinheid en goedheid ten grondslag. Men offerde aan de Manes op de doodenfeesten, vooral op de Feralia. Men bracht hun allerlei spijzen en verschillende gaven, die toonden, dat hun aandenken bij de levenden niet in vergetelheid was geraakt. Van den tijd van Aeneas, die zijnen gestorven vader zulke offers zou gebracht hebben leidde men dezen eeredienst af. Eene kleine gift, een krans, een handvol zout of koren, wijn met daarin gebrokkeld brood, of jonge viooltjes, de eerste gift van de lente, waren voldoende om de Manes tot rust te brengen. Men legde die in eene dakpan of eene scherf, plaatste deze midden op een weg en sprak daarbij een gebed uit voor hunne zielen. - Eens in eenen langen oorlog had men hen vergeten. Toen kwam er eene groote sterfte over de stad; de schimmen kwamen in den nacht uit hunne graven te voorschijn en huilden en weeklaagden door de straten der stad en zij kwamen eerst tot rust, toen men hun de hun verschuldigde eer had teruggegeven. Ook de sterfte hield toen dadelijk op. - Gedurende de dagen, waarop de Feralia gevierd werden, mocht men alleen aan de dooden, aan de Manes, denken. Alleen op hunne graven mocht men de fakkels haar schijnsel laten werpen. De eeredienst van alle goden, die niet in rechtstreeksch verband stonden tot het doodenrijk, tot de onderwereld, stond stil. Hunne tempels waren zelfs gesloten.

mania

De moeder of grootmoeder der Larvae (Zie aldaar.), oudtijds ook de moeder der Lares, soms ook de moeder der Manes genoemd. Oorspronkelijk schijnt zij eene personificatie van de moederaarde te zijn. In lateren tijd werd zij eene steeds voorkomende figuur in de Latijnsche volkscomedie. Zij had met de Lares aandeel aan de Compitalia en het schijnt dat zij oudtijds op dat feest met menschenoffers is vereerd. Doch in de eerste tijden der republiek begon men krachtens een orakel van Apollo, dat beval koppen in plaats van koppen te offeren, de bollen of koppen van papaver en knoflook te offeren, terwijl er poppen aan de deuren gehangen werden (maniae), die de plaats der vroeger geofferde menschen vervingen. Mania was dus eene godin der onderwereld, die men vreesde; zij was eene spookachtige godin, die vooral indruk maakte op het gemoed van bakers en kindermeisjes en dergelijk slag van lieden. Deze trachtten door allerlei bijgeloovige gebruiken haren boozen invloed te weren. Nauw verwant, zoo niet identisch met Mania, is Mana Genita, aan wie men eenen beschermenden invloed bij de geboorte toeschreef. Haar offerde men honden. - Zoowel dit hondenoffer als de offers bij de Compitalia gebracht op de kruiswegen, schijnen te wijzen op eenige overeenkomst met de Grieksche godin Hekate. In lateren tijd waren maniae en maniolae leelijke maskers van gebakken deeg, waarmede bakers en minnen de kinderen bang maakten.

manto

(1) De dochter van den Thebaanschen waarzegger Teiresias, zelve ook in het bezit van de gave der voorspelling. Na de inneming van Thebe door de Epigonen werd zij gevankelijk weggevoerd en met een deel van den buit aan den delphischen Apollo gewijd. Deze zond haar met andere gevangenen naar klein-Azië om hem daar te Klaros nabij Kolophon eenen tempel en een orakel te stichten. Daar huwde zij met Rhakios, een rijk man uit Kreta en zij baarde hem den waarzegger Mopsos. (Zie Klarios.)
(2) Eene dochter van
Herakles, ook met de gave der voorspelling toegerust. Zij zou haren naam hebben gegeven aan de stad Mantua. Volgens anderen was echter Manto, de dochter van Teiresias, naar Italië gekomen, en had na hare verbintenis met Tiberis eenen zoon, Ocnus geheeten, ter wereld gebracht, die de door hem gestichte stad ter eere zijner moeder Mantua noemde.

mantus

De god der onderwereld bij de Etruriërs. Zijn naam wordt afgeleid van denzelfden stam als Manes en Mania. Niet zelden komt eene afbeelding van Mantus voor op etrurische doodkisten. Hij werd meestal voorgesteld als bezig zijnde eenen doode, wiens gansche lichaam doorgaans in dichte sluiers is gehuld en die op een paard gezeten is, aftehalen. Mantus is een wezen van buitengewone grootte, met woeste gelaatstrekken, met ooren als die van eenen Satyr, meestal gevleugeld, gekleed in eene hoog opgegorde tunica, soms met een zwaard, maar meestal met eenen grooten hamer gewapend. Volgens sommigen was het naar hem, dat de stad Mantua haren naam had gekregen. Zie echter Manto (2).

marathonische stier

Zie Herakles en Theseus.

marica

Eene Italiaansche godheid, die veel overeenkomst had met Bona Dea. Zij was eene nymph, die nu eens de moeder, dan weder de gade van Faunus genoemd werd en hem eenen zoon, Latinus, zou gebaard hebben. Haar tempel en het haar gewijd bosch, eerwaardig door ouderdom, lagen aan de monding van de Liris nabij Minturnae. Gezamenlijk met haar werd de Grieksche Aphrodite als godin der weelderige groeikracht vereerd. Het was in het bosch van Marica, dat C. Marius op zijne vlucht eene schuilplaats zocht, maar door de soldaten van Sulla ontdekt werd. - Een eigenaardig gebruik bij den dienst dezer godin was, dat niets, wat eenmaal in het haar gewijde bosch gebracht was, er weder mocht worden uitgedragen.

maron (maro)

Een priester van Apollo, die te Ismaros in een heilig bosch woonde. Odysseus noemt hem als eenen vriend, dien hij met zijne gade en zijnen zoon had beschermd en gespaard, waarvoor de priester hem rijkelijk met goud en zilver had beloond, ook door hem den voortreffelijken wijn te geven, waarmede Odysseus er in slaagde den Kykloop Polyphemos dronken te maken.