H : hermione - hesperos

hermione

De dochter van Menelaos en Helena. Zij was reeds geboren, toen Paris hare moeder schaakte. Toen haar vader met zijnen broeder Agamemnon tegen Troje optrok, om zijne trouwelooze gade terugteëischen, bleef Hermione bij haren grootvader Tyndareos, die haar aan haren neef Orestes uithuwelijkte. Ondertusschen beloofde Menelaos haar ten huwelijk aan Pyrrhos of Neoptolemos, den zoon van Achilleus, die daarom Andromache, eenmaal Hektors gade, welke hem als zijne huisvrouw was gevolgd, met den zoon, dien zij hem gebaard had, Molossos, afstond aan Helenos, den zoon van Priamos, om haar tot zijne gade te maken. Met verlof van Tyndareos schaakte nu Pyrrhos de schoone Hermione, die zelve eenen afschuw had voor haren gemaal Orestes, wegens den moord door dezen aan zijne moeder gepleegd. Doch Orestes zette hem na, haalde hem in en liet hem dooden bij een altaar, ter eere van Achilleus opgericht. -
Eene andere legende verhaalde, dat Hermione, toen zij door Pyrrhos werd meêgevoerd, nog niet met Orestes gehuwd was, maar dat deze het huwelijk niet wilde toestaan, omdat ook aan hem de hand van Hermione was toegezegd. -
Uit hare verbintenis met Pyrrhos had zij geene kinderen. Aan Orestes baarde zij eenen zoon met name Tisamenos.

hermochares

Omtrent dezen werd hetzelfde verhaald als omtrent Akontios en Kydippe. (Zie Akontios.) Het door hem beminde meisje heette Ktesylla. Zij stierf, toen zij haren gade eenen zoon baarde. Uit de doodkist, waarin zij ten grave werd gebracht, vloog eene duif ten hemel. Haar lijk was verdwenen. Het orakel te Delphoi verklaarde, dat Aphrodite haar tot zich had genomen en dat ter herinnering daaraan een tempel moest gebouwd worden voor Aphrodite Ktesylla. Die tempel stond te Iulis op het eiland Keos, waar Hermochares en Ktesylla hadden geleefd.

hermotimos (hermotimus)

Een lieveling der goden, die woonde in de stad Klazomenai op het door Ioniërs bewoonde deel der westkust van klein-Azië. Hij had het vermogen, om, wanneer hij dit wilde, zijne ziel van zijn lichaam te scheiden. Het lichaam bleef dan achter, slechts half levend en in eenen diepen slaap verzonken, terwijl de ziel overal rondzwierf. Gewoonlijk kwam zij spoedig terug, om nieuw leven in het lichaam te brengen, en dan verhaalde Hermotimos de wonderbare dingen, die hij gezien had en allerlei gebeurtenissen, pas voorgevallen op verafgelegen plaatsen, welke hij niet had kunnen weten, zonder ze te hebben bijgewoond. Zijn aanzien steeg daardoor zóó hoog, dat men hem zelfs goddelijke eer bewees. Toen zijne vijanden echter tijdens de afwezigheid zijner ziel zijn lichaam hadden verbrand, en daardoor den terugkeer der ziel onmogelijk hadden gemaakt, bouwde zijne vaderstad hem eenen tempel, welke door geene vrouw mocht betreden worden.

hero

Zie Leandros.

heroën

Zie het volgend artikel.

Mythical Heroes : olieverfschilderij van Malcolm Bennett

heros

Meerv. heroën. Onder "heroën" verstaat men in het algemeen eene klasse van wezens, die stond tusschen de goden en de menschen. Omtrent die heroën bestond eene menigte sagen, hetgeen zich vooral hierdoor laat verklaren, dat het leven der Grieken ten opzichte hunner mythologie niet was het leven van één enkel volk. Iedere stad, ieder landschap, ieder eiland wees op eenen heros, die òf de stad gesticht, of de streek bevolkt had. Op hem stelden de inwoners hunnen roem, ze bewezen hem eer, meestal door hem tot den rang van eenen godenzoon of van eenen vertrouwden vriend der goden te verheffen. -
Dit zijn echter niet de eenige heroën, die de Grieksche sage kent. Het streven om den oorsprong en het begin aller dingen te doorgronden en te leeren kennen, de begeerte om eene brug te slaan over de wijde kloof, die tusschen de latere geslachten en de eerste bewoners van het land bestond, gaf het aanzijn aan eene reeks van wezens, die alshetware eene klasse van middelaars vormden tusschen de hooge, heerlijke en krachtige gestalten van den Olympos ter ééne en de zwakke menschen, die aan den dood en aan allerlei lijden onderworpen waren, ter andere zijde. -
Evenals men de gansche Grieksche godenwereld verdeelde in eigenlijke goden en in daimonen, d. i. wezens, die, wat hunne natuur aangaat, wel met de goden gelijkstonden, maar in kracht en wijsheid voor hen moesten onderdoen en in de lucht, in het water of op de aarde voortdurend werkzaam zijn, (Zie Daimon.), zoo stelde men zich ook zulk een onderscheid voor tusschen menschen en heroën. -
Wat hunne natuur betreft zijn de laatsten niet van de eersten onderscheiden; beiden zijn sterfelijke wezens en vallen éénmaal ten prooi aan den onverbiddelijken dood. Maar de heroën bezitten eene hoogere mate van lichaamskracht, van lenigheid, van moed, van volharding, dan die, welke bij menschen wordt aangetroffen. -
Tot die heroën rekende men nu echter geenszins alle menschen van dien grijzen voortijd, doch men maakte een onderscheid tusschen de kinderen der goden en de kinderen der menschen. Heroën zijn slechts de machtigen, de grooten der aarde, de heerschers uit dien voortijd, die door stoutmoedige, verbazingwekkende daden alle hindernissen uit den weg ruimden, welke zich tegen de meer en meer doordringende beschaving aankantten, hetzij dat zij het land van wilde roovers en gevaarlijke dieren zuiverden, hetzij dat zij poelen en moerassen droogmaakten, hetzij dat zij ondoordringbare wouden herschiepen in bewoonbaren grond, of dat zij aan rivieren, die telkens hare bedding verlieten, eenen geregelden loop wisten te geven. Ook hen kende men aan hunne daden, die getuigden van gaven, hooger en grooter, dan die, welke aan de gewone menschen zijn gegeven en van goddelijke kracht. -
Zij werden daarom meestal beschouwd als zonen der goden, als wezens van eenen anderen oorsprong dan de nietige menschen, die uit stof en leem zijn geschapen, of uit boomen en steenen ontstaan. -
Misschien heeft een deel dezer heroën werkelijk geleefd; misschien waren het de voorvaderen der latere koningsgeslachten, wier groote daden de rijke stof vormden, waaruit de dichters het onderwerp hunner gedichten putten. -
Nog komt hierbij eene derde klasse van heroën, die personificatiën waren van krachten in de natuur en van natuurverschijnselen. Oorspronkelijk in enkele bepaalde landstreken als goden vereerd, daalden zij langzamerhand af tot den rang van heroën. Deze klasse was verreweg de talrijkste. Sommigen hunner werden, doordat men andere begrippen aan hun wezen begon te hechten, later weêr tot den rang van goden verheven, zoo b. v. Herakles.
Eene eigenlijke vereering der heroën door gebeden en offers heeft waarschijnlijk in de oudste tijden niet bestaan, ten minste in de gedichten van Homeros is daarvan nog geene sprake, en ook later was de vereering, die de heroën genoten - behalve bij diegene, van wie men zich voorstelde, dat zij wegens hunne buitengewone daden tot den rang van goden verheven waren en die daarom eenen eigen eeredienst hadden - bijna niet te onderscheiden van die, welke men aan de dooden bewees.
Wat het lot der heroën na hunnen dood aangaat, Homeros maakte daaromtrent geen onderscheid tusschen hen en alle andere stervelingen; allen moesten zij afdalen naar het sombere rijk van Hades. -
Slechts eenige bijzondere lievelingen en aanveerwanten van Zeus worden van dit treurig lot ontheven, en gaan zooals zij geleefd hebben naar de eilanden der zaligen. Hesiodos daarentegen laat alle heroën, die door hem voor het eerst met den naam van halfgoden worden bestempeld, na hunnen dood naar die eilanden der zaligen verhuizen, waar zij leven onder de heerschappij van Kronos. Dit is het eerste spoor, dat bij de Grieksche dichters wordt aangetroffen van een geloof aan eene rechtvaardige vergelding aan gene zijde van het graf. In de gedichten van Homeros vindt men dit geloof nog niet. Hesiodos daarentegen denkt zich blijkbaar dat oponthoud in het zalige Elysion als de belooning voor verdienstelijke daden, die hier op aarde zijn bedreven. -
Langzamerhand klom men op tot het geloof aan de onsterfelijkheid der ziel; men stelde zich voor, dat de zielen der afgestorvenen nog voortdurend op geheimzinnige wijze zelfs uit hun graf werkzaam bleven en hunnen invloed uitoefenden op hetgeen er op aarde voorviel. Men trachtte hen daarom ook door offers gunstig voor zich te stemmen, en zóódoende verviel ten slotte het geheele onderscheid tusschen de heroëndienst en den dienst aan de dooden bewezen.
Bij alles, wat de heroën betreft dient echter steeds dit in het oog gehouden te worden, dat slechts sommigen hunner een voorwerp van vereering waren bij de gansche Grieksche natie, maar dat zeer velen in eene eigenaardige en nauwe betrekking stonden tot meerdere gedeelten van het Grieksche volk of slechts tot één enkel landschap.

herse

Eene dochter van Erichthonios. (Zie Agraulos en Erichthonios.) Aan Hermes baarde zij den grooten jager Kephalos.

hesione

Herakles redt Hesione van een akelig monster ...

Zooals reeds onder het artikel Herakles vermeld is huwde zij met diens vriend Telamon. Dezen baarde zij eenen zoon, Teukros (Teucer) geheeten, die naast zijnen broeder Aias in den Trojaanschen oorlog wonderen van dapperheid verrichtte en vooral bekend was door zijne ervarenheid in het boogschieten.

hesperiden

xxxxxxxxxxxxxxxxxx

Dochters van Atlas en Hesperis, volgens anderen dochters van Nyx (de Nacht), of van Phorkys en Keto, of van nog anderen oorsprong. Haar aantal en hare namen werden zeer verschillend opgegeven. Zij droegen haren naam naar hare moeder, of naar den vader van deze, Hesperos. In eenen niet ver van den Atlas in Afrika gelegen tuin van Hera, bewaakten zij de gouden appelen van eenen boom, dien de godin Gaia (de Aarde) uit haren schoot liet voortkomen, om aan Hera, toen deze met Zeus in het huwelijk trad, een kostbaar bruidsgeschenk te geven. Om dien boom nog veiliger te doen bewaken stelde de godin eenen tweeden wachter over hare appelen aan, namelijk den honderdhoofdigen draak Ladon, eenen zoon van Typhon en Echidna, die nooit sliep, en door zijn voortdurend gebrul allen, die in de nabijheid kwamen, verjoeg. Herakles versloeg dit monster, toen hij door Eurystheus uitgezonden werd om drie dier appelen te halen. Volgens eene andere mythe evenwel, liet hij door Atlas die appelen plukken. Zie Atlas en Herakles.

Albert Herter (1871-1950)
Titel: The Garden of Hesperides
Werk dateert van: 1900 - 1905

hesperos (hesperus)

De vader van Hesperis, en dus de grootvader der Hesperiden. Eene van deze was gehuwd met Atlas, en Hesperos was derhalve diens schoonvader zoowel als zijn broeder, want beiden heetten, althans volgens sommigen, de zonen van Astraios en Eos. -
Een gansch ander verhaal meldt van hem, dat hij een vriend en beoefenaar der sterrekunde zou geweest zijn, die hij van Atlas, wiens zoon hij dan zou zijn, geleerd had. Hij zou eens den berg Atlas beklommen hebben om waarnemingen te doen betreffende de sterren en toen plotseling verdwenen zijn. Toen werd hij aan den sterrenhemel verplaatst en schitterde daar als avondster. Zijn naam beteekent dan ook "de avond." -
Later, toen men inzag, dat morgen- en avondster niet van elkander verschillen, werd hij natuurlijk geïdentificeerd met Heosphoros. (Zie Sterren.) -
De Romeinen noemden deze ster Lucifer, en daar zij door haren glans als de schoonste van alle aan den hemel schittert, heeft zij later ook nog den naam gekregen van de Romeinse godin der schoonheid, Venus.