D : dirae - doros

dirae

D. i. de vreeselijke godinnen, een bijnaam der Furiën. (Zie aldaar.)

dirke (dirce)

De dochter van Helios en de gemalin van den thebaanschen koning Lykos, werd door Amphion en Zethos wegens de door haar aan hunne moeder gepleegde wreedheden aan eenen stier gebonden en zoo doodgemarteld. Zie Amphion en Antiope.

dis

Bijnaam van Pluto in Rome, die hem aanduidde als den onderaardschen Iupiter. Zie Pluto.

discordia

De godin der tweedracht, welke Aeneas in de onderwereld zag, omgeven door de Furiën en andere vreeselijke godheden. De trekken van haar wezen zijn voor het grootste gedeelte aan de Grieksche godin Eris ontleend.

dithyrambos

Een bijnaam van Dionysos, dien hij ontleende aan het aldus genoemde lied, dat ter zijner eere gezongen werd en waarin de legende van zijne dubbele geboorte werd behandeld.

dius fidius

Een god der trouw, waarschijnlijk geheel dezelfde als de Sabynsche god Semo Sancus die ook in Rome tempels had. Hij werd vooral met de formule "medius fidius", die eenigermate met onze eedformule overeenkomt, aangeroepen. Zie Semo Sancus.

dodona

Eene stad in Epirus, waar aan den voet van het gebergte Tomaros een beroemd orakel van Zeus met een eikenbosch en een tempel gelegen was; het was het oudste en na dat van Apollo te Delphoi het beroemdste orakel van Griekenland.

De berichten omtrent den oorsprong dezer godspraak zijn zeer verschillend. De priester van Zeus in het Egyptische Thebe zeide, dat de Phoeniciërs van daar twee heilige vrouwen geroofd en de eene in Lybië, de andere aan de Grieken verkocht hadden, waarop de eerste het orakel van Zeus Ammon, de tweede dat te Dodona zou gesticht hebben. Een ander verhaal meldde, dat twee zwarte wilde duiven uit Thebe in Egypte weggevlogen waren, waarvan de ééne in Lybië gebleven was, en de andere zich te Dodona op eenen eik nedergezet en met eene menschelijke stem bevolen had hier een orakel te stichten. Zeus openbaarde zich door den hem geheiligden eik, in het ruischen van den wind in de dichte bladerkroon, waaraan priesters, later priesteressen, de uitlegging gaven. Evenzoo maakten zij ook den wil van den god op uit het geruisch eener aan den voet van den eik opwellende bron, misschien ook uit den klank van een op een voetstuk geplaatst metalen bekken; vlak daarbij stond op een ander voetstuk het beeld van een´ knaap met een zweep in de hand. Door de veelvuldige winden, die in den omtrek van den tempel pleegden te waaien werd de zweep tegen het bekken aangeslagen en het schijnt, dat uit de hierdoor voortgebrachte geluiden de wil van den god werd opgemaakt. -
De priesteressen in den tempel van Dodona droegen den naam van Peleiades, d. i. "duiven", een naam die wellicht voor een deel de aanleiding is geweest tot het ontstaan der hierboven vermelde legende van het orakel. -
De gade van Zeus heette in den hem hier bewezen eeredienst Dione (Zie aldaar.); hunne dochter was Aphrodite.
Althans in den oudsten tijd was Zeus, zooals hij te Dodona vereerd werd, (de Pelasgische of Dodonaiische Zeus) geheel een god der natuur, die in den aether leefde en den bevruchtenden regen op de aarde liet nederstroomen. Een eigenaardige godsdienstvorm, welke uit die oudste tijden was overgebleven, bestond hierin, dat de priesters van dezen god hunne voeten niet mochten wasschen en op den grond moesten slapen. Het schijnt, dat toen zij later door priesteressen werden vervangen, toch ook nog mannen aan den tempeldienst verbonden bleven. -
Toen later het orakel te Delphoi het voornaamste werd in de gansche Grieksche wereld, bleef dat van Dodona toch zijn aanzien behouden en werd nog dikwijls geraadpleegd door verschillende staten en personen. -
In 219 voor Chr. werden stad en tempel door eene woeste aitolische krijgsbende onder aanvoering van Dorimachos geplunderd en grootendeels vernield. Onder de Romeinsche heerschappij kwijnde Dodona. Toch bleef de heilige eik nog bestaan en werden er nog orakels gegeven. Van keizer Julianus (361 -363 na Chr.) wordt gemeld, dat hij den god nog raadpleegde vóór zijnen tocht tegen Perzië. Theodosius de Groote (379 - 395) schijnt het te hebben opgeheven.

dolios (dolius)

Een oude slaaf van Penelope, de gade van Odysseus, die haar was medegegeven uit haars vaders huis, haar gedurende de afwezigheid van haren gemaal trouw bleef dienen en ook Odysseus hartelijk welkom heette bij zijn terugkeer en hem behulpzaam was in het verslaan der tegen hem opgetrokken bloedverwanten van de vrijers, die naar de hand van Penelope hadden gedongen.

dolon

Een Trojaan, de zoon van den rijken heraut Eumedes. Hij had zich aangeboden om uit Troje als verspieder naar het leger der Grieken te gaan, onder voorwaarde dat, zoo de paarden van Achilleus werden buit gemaakt, deze aan hem zouden worden geschonken. Op zijnen weg ontmoette hij echter Diomedes en Odysseus, die met hetzelfde doel als hij uit de Grieksche legerplaats naar Troje trokken. Hij trachtte hen te ontwijken, doch Diomedes wierp zijne lans naar hem. Wel trof deze hem niet, doch Dolon bleef uit vrees staan en beloofde al wat hij omtrent de krijgstoerustingen der Trojanen wist, te zullen mededeelen en bovendien eenen grooten losprijs te geven, zoo zij zijn leven spaarden. De beide Grieksche helden hoorden wel zijne mededeelingen aan, maar doodden hem na te hebben vernomen, wat zij van hem weten wilden.

Detail van calyx-crater c. 400. London, British Museum F 157 © British Museum, London
 

domiduca

D. i. "de godin, die naar huis geleidt", een bijnaam van Iuno, waarmede zij aangeroepen werd, als de jonggehuwde vrouw voor het eerst naar de woning van haren echtgenoot werd gevoerd. -
Ook heette zij zoo als de godin, die de kinderen op hunnen eersten tocht naar de school en bij het terugkeeren naar de ouderlijke woning begeleidt en behoedt.

domiducus

D. i. "de god, die naar huis geleidt", werd ook bij bruiloften aangeroepen om het jeugdig echtpaar eene gelukkige intrede in hunne woning te verschaffen.

domina

D. i. "meesteres", een bijnaam van verschillende Romeinsche godinnen, b. v. van Venus, Iuno, Cybele, Diana en Isis.

dood

Zie Mors en Thanatos.

dorippe

De gade van Anios, den beheerscher van Delos. (Zie aldaar.)

doris

Eene dochter van Okeanos en Tethys, de gemalin van haren broeder Nereus. Zij schonk hem vijftig dochters, die naar haren vader Nereïden, en naar hare moeder Doriden heetten. Onder deze was de meest bekende Thetis, de moeder van Achilleus. Eene dezer Nereïden droeg denzelfden naam als hare moeder.

doros (dorus)

Een zoon van Hellen, den stamvader der Hellenen, derhalve een kleinzoon van Deukalion en Pyrrha. Zijne broeders waren Aiolos en Xuthos. Hij gaf zijnen naam aan den stam der Doriërs, met wie hij zich in den omtrek van den Parnassos nederzette in het landschap, dat naar hem Doris werd genoemd.