|
[ lees de volgende bladzijde ]
LIVIUSAb Urbe Condita
|
|
[ livius : inhoud ]
LIVIUSVanaf de stichting van de stad
|
|
|
|
|
PRAEFATIO Facturusne operae
pretium sim si a primordio urbis res populi Romani
perscripserim nec satis scio nec, si sciam, dicere
ausim, quippe qui cum veterem tum volgatam esse rem
videam, dum novi semper scriptores aut in rebus
certius aliquid allaturos se aut scribendi arte
rudem vetustatem superaturos credunt. |
VOORREDE Of ik een beloning
voor mijn inspanningen zal krijgen, als ik de
geschiedenis van het Romeinse volk vanaf het begin
van de stad beschrijf, weet ik niet zeker. Ik durf
er nauwelijks aanspraak op te maken : het onderwerp
is oud en algemeen bekend, en er zijn telkens nieuwe
schrijvers, die geloven, dat zij de feiten met
grotere zekerheid kunnen vaststellen of de
primitieve stijl van hun voorgangers kunnen
verbeteren. |
||
Res est praeterea et immensi operis, ut quae supra septingentesimum annum repetatur et quae ab exiguis profecta initiis eo creverit ut iam magnitudine laboret sua ; et legentium plerisque haud dubito quin primae origines proximaque originibus minus praebitura voluptatis sint, festinantibus ad haec nova quibus iam pridem praevalentis populi vires se ipsae conficiunt : |
Ik heb een immense taak op mij genomen, de beschrijving van een periode van meer dan zevenhonderd jaar, waarin het kleine begin zich ontwikkelde tot de huidige situatie, dat de grootte zelf een probleem is. Ongetwijfeld zullen de meeste lezers minder genoegen scheppen in de oorsprong en het eerste begin en zich haasten naar deze moderne tijd, waarin het al lang machtigste volk zijn eigen kracht vernietigt. |
||
ego contra hoc quoque laboris praemium petam, ut me a conspectu malorum quae nostra tot per annos vidit aetas, tantisper certe dum prisca illa tota mente repeto, avertam, omnis expers curae quae scribentis animum, etsi non flectere a vero, sollicitum tamen efficere posset. |
Voor mij is het juist
een beloning van mijn arbeid, dat ik me van de
ellende, die onze tijd al zo veel jaren ziet, al is
het maar voor even kan afkeren. Wanneer ik mijn
volle aandacht geef aan de vroegste geschiedenis,
voel ik niet langer de bezorgdheid, die een
schrijver weliswaar niet van de waarheid af kan
houden, maar wel ongerust kan maken. |
||
Quae ante conditam condendamve urbem poeticis magis decora fabulis quam incorruptis rerum gestarum monumentis traduntur, ea nec adfirmare nec refellere in animo est. |
Geen onverdacht
historisch materiaal, maar een traditie van
poëtische verhalen bepaalt de kennis van de
tijd vóór de stichting van de stad. Ik
ben niet van plan die te bevestigen of te
weerleggen. |
||
Datur haec venia antiquitati ut miscendo humana divinis primordia urbium augustiora faciat ; et si cui populo licere oportet consecrare origines suas et ad deos referre auctores, ea belli gloria est populo Romano ut cum suum conditorisque sui parentem Martem potissimum ferat, tam et hoc gentes humanae patiantur aequo animo quam imperium patiuntur. |
De grijze oudheid mag
het menselijke en het goddelijke vermengen en zo het
begin van steden een verhevener status geven. Geen
volk verdient méér de vrijheid om zijn
oorsprong heilig te maken en te herleiden tot een
goddelijk initiatief. Het Romeinse volk heeft zo'n
grote roem in de oorlog, dat alle volkeren
accepteren, dat het Mars noemt als de vader van zijn
stichter en zijn eigen vader - met dezelfde kalmte
waarmee zij het Romeins gezag aanvaarden. |
||
Sed haec et his similia utcumque animadversa aut existimata erunt haud in magno equidem ponam discrimine : ad illa mihi pro se quisque acriter intendat animum, quae vita, qui mores fuerint, per quos viros quibusque artibus domi militiaeque et partum et auctum imperium sit ; labante deinde paulatim disciplina velut dissidentes primo mores sequatur animo, deinde ut magis magisque lapsi sint, tum ire coeperint praecipites, donec ad haec tempora quibus nec vitia nostra nec remedia pati possumus perventum est. |
De waardering van dit
aspect van mijn geschiedschrijving acht ik trouwens
van minder belang. Ik vind het belangrijker, dat
iedereen goed oplet, hoe de levensgewoontes waren,
door wat voor mannen en welke eigenschappen in Rome
en op het slagveld het rijk is verworven en
vergroot. Volg aandachtig, hoe de tucht allengs
verzwakte en de zeden verslapten, hoe dit proces
steeds verder ging en een duizelingwekkende vaart
kreeg, tot de huidige situatie werd bereikt, waarin
de problemen net zo onverdraaglijk zijn als hun
oplossing. |
||
Hoc illud est praecipue in cognitione rerum salubre ac frugiferum, omnis te exempli documenta in inlustri posita monumento intueri ; inde tibi tuaeque rei publicae quod imitere capias, inde foedum inceptu foedum exitu quod vites. |
Kennis van de
geschiedenis werpt vooral deze heilzame vrucht af,
dat je in een aanschouwelijk monument alle mogelijke
voorbeelden goed gedocumenteerd kunt bekijken. Haal
eruit, wat je wil nadoen, voor jezelf en de
samenleving; haal eruit, wat je wil vermijden, omdat
het kwalijk begint en kwalijk afloopt. |
||
Ceterum aut me amor negotii suscepti fallit, aut nulla umquam res publica nec maior nec sanctior nec bonis exemplis ditior fuit, nec in quam civitatem tam serae avaritia luxuriaque immigraverint, nec ubi tantus ac tam diu paupertati ac parsimoniae honos fuerit. |
Liefde voor mijn
onderwerp maakt me misschien blind, maar volgens mij
is er nog nooit één staat geweest, die
zo groot, heilig en rijk aan goede voorbeelden was,
nog nooit één samenleving, waarin
hebzucht en verspilling zo moeizaam voet aan de
grond kregen, één plaats waar zo lang
zo veel respect bestond voor armoede en soberheid. |
||
Adeo quanto rerum minus, tanto minus cupiditatis erat : nuper divitiae avaritiam et abundantes voluptates desiderium per luxum atque libidinem pereundi perdendique omnia invexere. Sed querellae, ne tum quidem gratae futurae cum forsitan necessariae erunt, ab initio certe tantae ordiendae rei absint : cum bonis potius ominibus votisque et precationibus deorum dearumque, si, ut poetis, nobis quoque mos esset, libentius inciperemus, ut orsis tantum operis successus prosperos darent. |
Hoe minder bezit, des te minder begeerte, was het altijd : pas kort geleden hebben rijkdommen hebzucht voortgebracht, en overvloedige genoegens het verlangen om in luxe en wellust alles te verliezen en kapot te maken. Maar klagen zal zelfs niet welkom zijn wanneer het wellicht onvermijdelijk is, en moet aan het begin van deze kolossale onderneming in ieder geval maar achterwege blijven. Liever beginnen wij, net als het dichters door de gewoonte is voorgeschreven, met goede voortekens, geloften en gebeden tot goden en godinnen, dat zij ons voorspoed en succes schenken met deze zware taak.
|
[ lees de volgende bladzijde ]