[livius] |
Hannibal trekt over de RhôneLivius AUC XXI, 26 - 28(Uit: Latijnse geschiedschrijvers. Bloemlezing ... in nieuwe vertaling ... door Dr. Jan van Gelder. Haarlem, 1952. N.V. Drukkerij de Spaarnestad. Serie: Klassieke Bibliotheek.)
26 Nadat Publius
Cornelius een nieuw legioen had gemobiliseerd ter
vervanging van de troepen die met den praetor waren
meegezonden, vertrok hij met zestig oorlogsschepen
van Rome; langs de kust van Etrurië en
Ligurië, en vervolgens langs de bergen van het
gebied der Salluviërs kwam hij in Marseille
aan; bij de naaste monding van de Rhône - want
deze stroomt met verscheidene takken in zee uit -
sloeg hij zijn kamp op, nauwelijks gelovend dat
Hannibal al over de Pyreneeën was. Toen vernam
hij, dat deze ook al aanstalten maakte om de
Rhône over te steken. Niet goed wetend, waar
hij hem zou ontmoeten, terwijl bovendien zijn
soldaten zich nog niet volkomen van de zeereis
hadden hersteld, zond hij voorlopig driehonderd
uitgelezen ruiters om alles te verkennen en van een
veiligen afstand den vijand te observeren; mannen
uit Marseille en Gallische soldaten moesten hen
geleiden. 27 Reeds had men alle
voorbereidingen voor den overtocht getroffen; alleen
de vijand schrikte hen nog af, die den gehelen
tegenoverliggenden oever met cavalerie en infanterie
bezet hield. Om hem te keren zond hij Hanno, den
zoon van Bomilcar, in de eerste nachtwake met een
deel van de troepen, dat voornamelijk uit
Spanjaarden bestond, stroomopwaarts langs de rivier;
hij moest één dagmars voorttrekken,
dan, zodra er gelegenheid voor was, zo onopvallend
mogelijk oversteken, en vervolgens zijn soldaten in
een boog terugvoeren, ten einde den vijand, zodra de
situatie het eiste, in den rug aan te vallen. De
Gallische gidsen, die hem waren meegegeven,
vertelden, dat ongeveer vijfentwintig mijl verder de
rivier om een klein eiland heen stroomde; de bedding
was daar, door de splitsing, breder en
dientengevolge minder diep. Op die geschikte plaats
heeft men ijlings bomen geveld en daaruit vlotten
gemaakt, om paarden, mannen en bagage over te
zetten. De Spanjaarden maakten minder omhaal: zij
deden hun kleren in een leren zak, waarop zij hun
schild legden; daarop steunend zwommen zij naar den
anderen kant. Nadat ook de rest van het leger op de
vlotten over was, betrok men een kamp dicht bij de
rivier; slechts één dag kregen zij
rust om zich te herstellen van de vermoeidheid ten
gevolge van den nachtelijken mars en de verdere
werlzaamheden, daar hun commandant inzag, dat hij
snel moest handelen om den opzet te doen slagen. 28 De Galliërs
stormden naar den oever om hen te ontvangen met
allerlei kreten en gezang zoals zij dat gewoon
waren, het schild boven hun hoofd zwaaiend en in de
rechterhand hun speer drillend, ofschoon ook zij
werden verschrikt door zo'n groot aantal schepen dat
recht op hen aankwam met een geweldig bruisen van de
rivier en het afwisselende geschreeuw van de
matrozen en de soldaten, zowel degenen die zich
inspanden om door den stroom heen te komen, als hen
die van den anderen kant hun vrienden op het water
aanspoorden. Terwijl zij van dit tumult voor hun
ogen al diep onder den indruk waren, verschrikte hen
nog meer een angstwekkend geschreeuw achter hen,
waar Hanno hun legerplaats had veroverd. Weldra
verscheen hij ook zelf en bevonden zij zich, tot hun
ontsteltenis, midden tussen een dubbel gevaar, daar
én van de schepen een enorme troepenmacht aan
land ging én andere troepen hen onverwacht in
den rug aanvielen. Toen de pogingen der
Galliërs om naar twee zijden front te bieden
werden afgeslagen, forceerden zij een doorbraak waar
dit het makkelijkst leek, en verspreidden zich op
een wilde vlucht in hun dorpen. Nadat hij zonder
verderen tegenstand te ontmoeten de rest van zijn
leger had overgezet, sloeg Hannibal zijn kamp op,
reeds vol minachting voor de Gallische bravade.
|