Oden I.37
Nunc est bibendum, nunc pede
libero
pulsanda tellus, nunc Saliaribus
ornare pulvinar deorum
tempus erat dapibus, sodales!
Antehac nefas depromere
Caecubum
cellis avitis, dum Capitolio
regina dementis ruinas
funus et imperio parabat
contaminato cum grege turpium
morbo virorum quidlibet inpotens
sperare fortunaque dulci
ebria. Sed minuit furorem
vix una sospes navis ab ignibus
mentemque lymphatam Mareotico
redegit in veros timores
Caesar ab Italia volantem
remis adurgens, accipiter velut
mollis columbas aut leporem citus
venator in campis nivalis
Haemoniae, daret ut catenis
fatale monstrum. Quae
generosius
perire quaerens nec muliebriter
expavit ensem nec latentis
classe sita reparavit oras,
ausa et iacentem visere regiam
voltu sereno, fortis et asperas
tractare serpentes, ut atrum
corpore conbiberet venenum,
deliberata morte ferocior:
saevis Liburnis scilicet invidens
privata deduci superbo
non humilis mulier triumpho.
werkvertaling
Nu moet er gedronken worden, nu
moet met
vrije voet op de aarde gebeukt worden, nu
is het tijd de kussens van de goden te versieren
met de maaltijden van de Saliërs, makkers.
Hiervoor was het [een] zonde de Caecubische wijn te
voorschijn te halen
uit de voorouderlijke kelders, terwijl de koningin
voor het Capitool
waanzinnige puinhopen
en de begrafenis/ondergang voor het rijk voorbereidde
samen met haar bezoedelde troep mannen, liederlijk
door perversie, onbeheerst wat ook maar
te hopen en door het zoete lot
dronken. Maar het feit dat nauwelijks
één schip gered was uit de vuren/het vuur verminderde
haar waanzin
en Caesar bracht haar door Mareotische wijn
doordrenkte geest
tot reële angst terug,
(haar) toen ze vanaf Italië wegvloog/vluchtte
met zijn roeiriemen/schepen in het nauw brengend
zoals een havik zachte duifjes of een snelle
jager een haas in de velden van het besneeuwde
Haemonië, opdat hij aan de ketens gaf/in de boeien
sloeg
het noodlottig monster; maar zij, zoekende eervoller
om te komen, was noch zoals een vrouw
bang voor het zwaard, noch zocht ze
met haar snelle vloot verborgen kusten op,
zowel het wagend om de [verslagen] liggende
koninklijke stad te bezoeken
met opgewekt gelaat, alsook dapper genoeg om ruwe
slangen beet te pakken, opdat ze met haar lichaam het
zwarte vergif opdronk,
onverschrokkener, nu ze tot de dood besloten had/nu de
dood besloten was,
aan de woeste Liburnische schepen het uiteraard
misgunnend
als een gewone vrouw meegevoerd te worden
[deze] niet nederige vrouw voor een trotse triomf.
vergelijk:
Drinkt,
vrienden, nu en danst met blijden voet!
Nu was het waarlijk tijd een godenmaal
met uitgezochte spijzen te bereiden.
Te voren
moest de feestwijn blijven rusten
in spinnerag, zoolang het Capitool,
het Rijk bedreigd werd door een koningin,
die met
haar wellustkranken slavenstoet
in dronken overmoed zich zeker waande
van onzen ondergang, maar werd gestuit,
toen zij
haar vloot in vlammen op zag gaan.
Haar zwijmelenden geest joeg Caesar voort,
van Rome weg, tot wreede werklijkheid.
Daar kwam
hij aangeroeid, zooals de havik
zich op de duiven stort of hazewind
op jacht, waar sneeuw de wijde velden dekt.
Hij zal
het hellespook in boeien slaan!
Maar zij wil eedler einde, vreest geen
zwaard
en zoekt geen schuilplaats aan een verre kust.
Met
opgeheven hoofd keert zij terug
naar het tooneel van haar gevallen grootheid
en speelt ... met giftig adderengebroed.
Haar
ongebroken trots braveert den dood:
zij gunt den brigantijnen geen triumph,
verheerlijkt door onttroonde Majesteit.
Uit: Horatius en
zijn Brief over de dichtkunst,
met twintig andere gedichten vertaald door
Dr. A. Rutgers van der Loeff. Boucher - Den Haag.
MCMXXXIX.
|