Oden
I.2
- Iam
satis terris nivis atque dirae
grandinis misit pater et rubente
dextera sacras iaculatus arces
terruit urbem,
- terruit
gentis, grave ne rediret
saeculum Pyrrhae nova monstra questae:
omne cum Proteus pecus egit altos
visere montis,
- piscium
et summa genus haesit ulmo,
nota quae sedes fuerat columbis,
et superiecto pavidae natarunt
aequore dammae.
- Vidimus
flavom Tiberim retortis
litore Etrusco violenter undis
ire deiectum monumenta regis
templaque Vestae,
- Iliae
dum se nimium querenti
iactat ultorem, vagus et sinistra
labitur ripa Iove non probante u-
xorius amnis.
- Audiet
civis acuisse ferrum,
quo graves Persae melius perirent,
audiet pugnas vitio parentum
rara iuventus.
- Quem
vocet divum populus ruentis
imperi rebus? Prece qua fatigent
virgines sanctae minus audientem
carmina Vestam?
- Cui
dabit partis scelus expiandi
Iuppiter? Tandem venias, precamur,
nube candentis umeros amictus,
augur Apollo;
- sive
tu mavis, Erycina ridens,
quam Iocus circumvolat et Cupido;
sive neglectum genus et nepotes
respicis, auctor
- heu
nimis longo satiate ludo,
quem iuvat clamor galeaeque leues,
acer et Marsi peditis cruentum
voltus in hostem;
- sive
mutata iuvenem figura
ales in terris imitaris, almae
filius Maiae, patiens vocari
Caesaris ultor:
- serus
in caelum redeas diuque
laetus intersis populo Quirini,
neve te nostris vitiis iniquum
ocior aura
- tollat;
hic magnos potius triumphos,
hic ames dici pater atque princeps,
neu sinas Medos equitare inultos
te duce, Caesar.
-
Werkvertaling
(Kox)
Al
voldoende sneeuw en vreselijke hagel heeft vader (Juppiter) de landen
gestuurd, en met zijn rode rechterhand de heilige burchten treffend
heeft hij de stad banggemaakt,(en) heeft hij de volkeren banggemaakt,
(bang) dat de zware eeuw van Pyrrha terugkeerde, (Pyrrha) die klaagde
over nieuwe monsterlijkheden: toen Proteus zijn hele kudde dreef
om hoge bergen te bezoeken,en de soort der vissen bleef steken in
de top van de olm, die een bekende zetel was geweest voor duiven,
en damherten angstig zwommen in de zee, die over (het land) was
geworpen.Wij hebben gezien, dat de gele Tiber - waarbij de golven
onstuimig werden teruggeslingerd van de Etruskische oever (abl.abs.)
- de gedenktekens van de koning en de tempels van Vesta ging omverwerpen,terwijl
hij zich opwerpt als wreker voor Ilia, die té erg klaagt, en uitzwervend
stroomt hij over de linkeroever, de stroom die een goede echtgenoot
is, ook al keurt Juppiter het niet goed (abl.abs.).De jeugd, schaars
door de fout van de ouders, zal horen, dat de burgers het ijzer
hebben gescherpt, waardoor de zware Perzen beter hadden kunnen omkomen,
(de jeugd) zal horen (over) gevechten.Wie van de goden moet het
volk (te hulp) roepen voor de zaken van het instortende rijk? Met
welk gebed moeten de heilige maagden Vesta lastig vallen, die niet
luistert (wil luisteren)?Aan wie zal Juppiter de rol geven van het
goedmaken van de misdaad? Wij bidden, dat je eindelijk komt, je
stralende schouders gekleed in een wolk, waarzegger Apollo;of als
jij liever wilt, lachende Erycina, om wie Scherts vliegt en Verlangen;
of als jij je bekommert om je verwaarloosd geslacht en kleinkinderen,
stamvader,door een ach! té lang spel verzadigd, jij die plezier
hebt in geschreeuw en lichte helmen en het scherpe gezicht van de
Marsische voetsoldaat naar de bebloede vijand;of als jij je vorm
verandert en (<--abl.abs.) een jongeman nabootst, gevleugelde
zoon van de milde Maia, jij die duldt de wreker van Caesar te worden
genoemd:moge jij laat naar de hemel terugkeren en lange tijd blij
bij het volk van Quirinus zijn, en dat niet een té snelle bries
jou, misnoegd door onze fouten, optilt (naar de hemel);houd liever
hier van grote triomfen, houd ervan hier vader en vorst te worden
genoemd, en sta de Meden niet toe op hun paarden te razen, ongewroken,
terwijl jij leider bent, Caesar.
Vergelijk
:
Tweede
Ode.
______________________
Aan Caesar Octavianus.
(Waarschijnlijk in den winter van 28/27 vóór Chr.
gedicht).
Aanleiding tot dit gedicht schijnt te zijn geweest het voornemen
van Octavianus om zijne ambten neêr te leggen (13 Jan. 27
vóór Chr.); op verzoek van den Senaat zag hij echter
van zijn voornemen af en ontving, uit dankbaarheid daarvoor, den
16en Jan. 27 den eere-toenaam Augustus (= de eerbiedwaardige), onder
welken naam hij sedert als keizer bekend is.
Inhoud: Sneeuwstormen, overstrooming en burgeroorlogen moesten
wij doorstaan als straf voor den moord op C. Julius Caesar (vs.
1 - 24). Wie der Goden zal deze bloedschuld eindelijk van ons wegnemen
en ons helpen? (vs. 25 - 28). Apollo? Of Venus? Of Mars? (vs. 29
- 40). Of zal Mercurius in de gestalte van Octavianus onze redder
zijn? O, keer dan eerst laat naar Uw hemel terug, blijf boij ons,
wees onze Vader en Vorst en wreek ons op de overmoedige Parthen!
(vs. 41 - 52). ______________________
Nu heeft de Vader (dan toch wel) genoeg onheilspellende sneeuw
en hagel op de aarde neêrgestort en heeft Hij, uit rossig-flikkerende
vuist met den bliksem de heilige burcht treffend, de stad schrik
en angst aangejaagd, schrik en angst ook aan het menschdom, dat
de dood en verderf brengende tijd zou terugkeeren van Pyrrha, die
klagend zich verbaasde over nooit te voren geziene wonderen, toen
(namelijk) Proteus zijn geheele kudde (robben) naar het hooge gebergte
dreef en de visschen bleven hangen in de toppen der olmen, waar
duiven gewoon waren geweest te nestelen en toen vreesachtige gazellen
rondzwommen in den alles bedekkenden watervloed.
Vroeger zijn wij er ook reeds getuige van geweest, hoe de blonde
Tiber, toen zijn golven met geweld van den Etruscischen oever werden
teruggedrongen, bijna het paleis van koning Numa en den tempel van
Vesta neêrwierp, toen de al te zeer aan zijn gemalin gehechte
Riviergod snoevend zich opwierp tot wreker der heftig klagende Ilia
en hij- hoewel tegen Juppiter´s wil en goedkeuring - van zijn
gewonen loop afwijkend, zijn linkeroever overstroomde.
Later zal het door de schuld zijner ouders in aantal verminderde
jonge geslacht hooren, hoe burgers eens tegen elkander het zwaard
hebben gescherpt, waardoor het beter ware geweest dat de gevreesde
Parthen waren omgekomen en hoe, in onderlingen strijd, eens hun
ouders elkander bevochten.
Welken God moet het volk (thans) aanroepen tot behoud van het ten
val neigende Rijk? Met welke gebeden moeten de heilige maagden Vesta
vermurwen, die (helaas!) reeds minder haar oor tot smeekbeden neigt?
Aan wien zal Juppiter de taak opdragen onze bloedschuld te verzoenen?
O, kom toch eindelijk, smeeken wij U! de schitterend-blanke schouders
door een wolk omhuld, (als redder) tot ons, Gij, God der orakels,
Apollo! Of wel, kom Gij, als Gij liever wilt, gaarne lachende Erycina!
omfladderd door de Goden van Scherts en van Liefde; of verschijn
Gij, Stamvader! als Ge genadig nog wilt omzien naar het (door U)
verwaarloosd geslacht Uwer nakomelingen, Gij, die, helaas! eerst
door een al te lang spel des krijgs zijt verzadigd! Gij, die (slechts)
behagen schept in krijgsgeschreeuw en blinkende helmen en in het
woeste gelaat van den Marsischen voetknecht, dat den met bloed bespatten
vijand dood en verderf dreigt!
Of wel, verschijn Gij, gevleugelde zoon der zegenbrengende Maja!
Gij, die, in veranderde gedaante, U op aarde in de gestalte van
den jongen Octavianus vertoont en U verwaardigt wreker van Caesar
te worden geheeten! O, keer eerst na langen tijd in den hemel terug
en toef nog lang, verheugd en vroolijk, te midden van het volk van
Quirinus en moge niet te snel een luchtstroom U, vertoornd om onze
gebreken en misslagen, weder ten hemel voeren. Mogen veeleer hier
op aarde groote (nieuwe) triumfen en de eerenaam van Vader en Vorst
U welgevallig zijn en gedoog niet, o Caesar! dat, zoolang Gij onze
legioenen aanvoert, de Meden met hun ruiterij ongestraft invallen
doen in ons gebied.
Uit: Horatius´
Oden en Epoden, in proza vertaald en met ophelderende aanteekeningen
voorzien door Dr. W.G. van der Weerd. W.J. Thieme & Cie - Zutphen.
1908.
________________________
|