SAMENSPRAAK VAN THISBE MET HET LIJK VAN PYRAMUS
Naar Nijhoff
(Pyramus ligt dood met het
zwaard in zijn lichaam. Bij zijn eerste woorden
verschijnt Thisbe)
PYRAMUS
Ik ben een dode Pyramus
Mors est communis omnibus.
Behanger, zanger, Bey van Tunis:
Finis est omnibus communis.
THISBE
Nu is hij dood en spreekt Latijn:
hij moet al in de hemel zijn.
Zeg Pyramus - och lieve Heer -
ken jij je Thisbe dan niet meer?
PYRAMUS
Thisbe, ben jij 't, voor wie 'k zo even
verliet mijn huis, verliet mijn leven?
Ik dacht dat je daarginds al was,
dat 'k je zag zitten in het gras.
THISBE
Is daar dan gras? Zijn daar konijnen?
Of grazen daar de cherubijnen?
Ik smeek je op mijn blote knieën:
vertel me Pyramus, wat zie je?
PYRAMUS
Ik wil wel maar ik kan het niet;
ik zie, ik zie wat jij niet ziet.
Ik zie een wei waar duizend witte
engelen in het zonlicht zitten.
THISBE
Bestaat zoiets dan inderdaad?
Dan is de dood nog niet zo kwaad.
Als 't lichaam hier ligt voor de maden
gaat dan de ziel uit zonnebaden?
PYRAMUS
Ik spreek alleen maar vergelijkend;
de taal is daarvoor ontoereikend.
Daar ginds op aarde is ieder ding
een weerschijn slechts, een spiegeling.
THISBE
Zijn alle dingen hier een afschijn
van die aan gindse kant van 't graf zijn?
Doet men daar alles intensiever?
Wie lief heeft, heeft die daar nog liever?
PYRAMUS
De liefde bij ons doden kent
geen strikt persoonlijk element.
't Is alles eender, vijand, vrind,
zijn even lief, even bemind.
THISBE
Dat moet iets heerlijks voor een vrouw zijn:
ieder beminnen, niemand trouw zijn.
Nu blijkt dat wie zijn levenslot
nog langer draagt, zichzelf bedot.
PYRAMUS
Maar is er niets meer dat je bindt
aan 't aards bestaan? Zeg had je als kind
geen pop waarvan je hield, en had je
geen hondje, geen klein blazend katje?
THISBE
Mijn pop is stuk en heeft geen kop.
Mijn kat ging in de pepersop.
De buurman heeft mijn hond vergeven,
en jij bent ook niet meer in leven.
PYRAMUS
Voor dat je sterven gaat, vergeef
wat men aan kat, aan hond misdreef.
Het mensdom heeft ten enen male
een neiging tot het bestiale.
THISBE
'k Vergeld het kwaad niet met het kwade;
'k Vergeef hem die mijn kater braadde.
Hier, met mijn voet al in het graf
vergeef ik die mijn hond vergaf.
PYRAMUS
Nu kan je ziel, van schuld bevrijd
opstijgen naar de eeuwigheid,
terwijl tot mussenschrik verstijfd
het lichaam hier beneden blijft.
THISBE
Lijken zijn eng; door hun oogharen
liggen ze star omhoog te staren.
Hun lijven liggen waterpas.
Verstijven doen ze later pas.
PYRAMUS
Maar tussen hun halfopen lippen
kon ongeblust de vonk ontglippen
die smeulen blijft totdat hij wordt
tot hoger leven opgepord.
THISBE
Is dat de dood: een porder die
ons wekt uit onze rêverie?
Het moet een vreemd ontwaken zijn.
Pyramus, doet dat porren pijn?
PYRAMUS
Iemand, de naam ben ik vergeten
heeft eens gezegd: non dolet, Paete.
Toen ik het zwaard stak in mijn vel
deed het geen pijn, maar koud was 't wel.
THISBE
Voor wie zich aan de Laren wijdt
bestaan geen graden Fahrenheit.
Temperatuur is maar een fictie.
Temperament is alles. Dixi.
PYRAMUS
Zij heeft gezegd en zwijgt. Nooit zweeg
een vrouw die niet het slotwoord kreeg.
Mijn laatste woorden hebben plaats te
verlenen aan haar allerlaatste.
THISBE (trekt het zwaard uit
Pyramus' lijk)
Maar als mijn donker bloed omhoogspuit
dan spreekt dit zwaard de epiloog uit.
- Hoe kon het zo bezoedeld raken ?
Ik zal het eerst schoon moeten maken.
Kees Stip
Uit: Vijf variaties op een
misverstand. 's Gravenhage, 1950.
(Gevonden in: G. Komrij: De
Nederlandse Poëzie etc.
Uitg. Bert Bakker. Amsterdam, 1979.)
|