AFBEELDING VAN KUPIDO
De aêloudheid maalt de min gelyk
een weeld'rig kind;
Opdat een man van moed zich schaam' daar mê te
speelen;
't Voert wapens, omdat elk zou vreezen 't wicht te
streelen,
Dat jokkende ons verraadt, en vyand quetst en vrind.
Zy geeft het vleugels: wyl 't zo
licht is als de wind,
Vol onstandvastigheid, en los in alle deelen,
En 't voorwerp dat men mint, uit wellust doen
verveelen,
Als 't ongestadig hart een schooner lichaam vindt.
Ook maalt zy 't looze wicht met
doeken voor zyne oogen;
Opdat de jeugd niet door een leidsman word' bedrogen,
Wiens volger doorgaans in een poel van rampen viel.
De fakkel, die het voert, mag
wufte wulpen blaaken:
Wie moet heeft kan zich van zyn hart ligt meester
maaken.
De lust vergaat. De liefde is eeuwig als de ziel.
Pieter Langendyk (1683-1756)
|